Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Namelijk] tot die te [38]Beth-el, en tot die te [39]Ramoth tegen het zuiden, en tot die te [40]Jather, 38. Anders, degenen, die in het huis Gods waren; te weten, te Kiriath-Jearim, waar de ark des verbonds was; hfdst.6 vs.21, en hfdst.7 vs.1. 39. Deze stad lag in het erfdeel van den stam Simeons, Joz.19:8 en zij lag in het zuider kwartier van het land Kanaan, en is alzo onderscheiden van andere steden, die ook Ramah heetten, als Ramoth in Gilead, 1 Kon.22:3. 40. Een stad, gelegen in den stam van Juda, op het gebergte; Joz.15:48.